= nieuw en ongemodereerd, = gemodereerd, = eens, = oneens, = anders | |
Vervolg van deel 1:
6. MOBILITEIT BEPERKEN Er moet gezocht worden naar alternatieven voor het vermijdbaar individuele autogebruik. De overheid heeft hier een rol te vervullen. Er moeten alternatieven komen die het autogebruik aantrekkelijk maken, om te beginnen een strategisch plan voor het openbaar vervoer. Niet iedereen heeft hier evenveel fiducie in. Hoe zit het dan met de bereikbaarheid, zo vraagt iemand zich af. Uitbreiding van het wegennet kan wellicht voorkomen worden door allerlei nieuwe mogelijkheden: een tunnelsysteem voor containerwagons, sensor-gestuurde elektrische auto`s, mono-rail. Daarnaast kan meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van vervoer over het water. Vervoer beperken door vrachtwagens alleen in te zetten voor het brengen naar een eindbestemming en de spoorwegen beter inzetten voor het goederenvervoer en vervoer van grondstoffen via pijpleidingen zijn andere oplossingsrichtingen ter beperking van de mobiliteit. En in de verdere toekomst zouden zeppelins uitkomst kunnen bieden. 7. GROEI VAN DORPEN BEPERKEN Dorpen mogen niet in hun groei worden belemmerd om groei van de steden mogelijk te maken. Daar komt een van de bijdragen van Van Geel deze week op neer. M.a.w. voor de provincie blijft overeind staan dat dorpen beperkt mogen bouwen, namelijk voor de eigen behoefte. Daarmee pareert hij de recente uitlatingen van het ministerie van VROM, die hij bestempeld als `ketelmuziek`. Een enkele debatdeelnemer vindt dat kernen die buiten het gebied liggen dat is aangewezen als verstedelijkingsgebied op slot moeten. 8. GROEI CONCENTREREN IN HET STEDELIJK GEBIED Er wordt doorgeborduurd op het `Zandstadscenario` en het `Landstadscenario` van Van Putten. Volgens hem zal verstedelijking vooral neerslaan in de vorm van nieuwe linten langs de snelweg. Verkuylen (PSK/SEOB) ziet wel wat in deze scenario`s. Ter aanvulling pleit hij voor een stedelijk netwerk: `laat de steden en dorpen opgaan in een groter regionaal ruimtelijk verband, onderling verbonden door een netwerk van routes`. Waar hij niet voor is, is voor de linten langs de snelwegen. Van Geel is het met hem eens. De verkeersstructuur moet niet dominant worden in het verstedelijkingsmodel vindt hij. In het verleden, zo stelt Van Geel, is er al te veel geofferd terwille van het oplossen van verkeersproblemen. Ook Nelleke van Wijk vindt dat vervoersassen niet het uitgangspunt mogen zijn van verstedelijking. Niet vervoersassen maar de mogelijkheden binnen de stedelijke regio`s zijn maatgevend. Van Putten vindt de opstelling van Van Geel op dit punt weinig realistisch: `de feitelijk ruimtelijke keuzen worden volgens het autowegennet gemaakt`. En hier krijgt hij steun van een andere debatdeelnemer die deze week actief is geworden, Jeroen Baeten. Deze pleit ook voor een `macrobeeld voor Brabant` waarin verstedelijkingszones onderscheiden worden naast grote niet-verstedelijkte gebieden; kernen buiten de verstedelijkte gebieden zouden `op slot` moeten`. En zegt hij, verstedelijking moet niet worden opgehangen aan de bestaande kernen maar aan het beoogde stedelijk systeem. Van Putten merkt op dat verstedelijking tot gevolg heeft gehad dat de leefbaarheid in de Landstad onder druk staat. En dit leidt er weer toe dat we, om het in zijn woorden te zeggen, `in de Zandstad de problemen van de Randstad krijgen`. Het debat moet volgens hem dan ook gaan over de leefbaarheid in het verstedelijkt gebied in Brabant. 9. ANDERE WIJZE VAN BELEIDSVORMING De discussie over de wijze van beleidsvorming is ook voortgezet. Van Geel reageert op debatbijdragen van de vorige week over het sturend vermogen van de provincie. Hij weerspreekt de stelling dat het CDA aan de leiband van de dorpen loopt. Niet de macht van het aantal telt, maar de gerichtheid op de toekomst. En de provincie wordt volgens hem in toenemende mate `door vriend en vijand` gezien als het orgaan dat in staat is om integraal de verschillende belangen die spelen bij het verdelen van de schaarse ruimte af te wegen. De provincie gaat, zegt hij, in toenemende mate een doorslaggevende rol vervullen. Dit sluit aan bij de visie van enkele andere debatdeelnemers: de provincie dient regionale afstemming te bevorderen en er voor te zorgen dat gemeenten het belang van een overall-view erkennen, uitstijgend boven de lokale belangen. Geene onderstreept in feite het belang hiervan. Hij vindt dat integrale planning op lokaal niveau zonder achterliggend masterplan het risico loopt van meer van hetzelfde. Integrale planning functioneert alleen als er prioriteiten worden gesteld. Het idee van een lange termijnbeleid spreekt meerdere debatdeelnemers aan. Een van hen stelt dat er eerst een lange termijn beleid moet worden gemaakt, het korte termijn beleid is hieraan ondergeschikt. Bruggink roept de provincie op haar tanden te laten zien: `Ga een open debat aan met de gemeenten, neem uw verantwoordelijkheid en bemoei u niet met de details, maar met de hoofdlijnen.` Smit-Sevenhek is van mening dat burgers in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun bevindingen wat betreft de indelingen van de ruimte kenbaar te maken. Als goed ervaren ruimte-indelingen kunnen dan gemeengoed worden gemaakt. Dit is ook de strekking van anderen (Geene, Spee), die het zeer belangrijk vinden dat politici luisteren naar hun achterban. Wordt bij het beoordelen van bestemmingsplannen wel voldoende rekening gehouden met de regionale functie van bepaalde voorzieningen in een kleine gemeente? Spee spoort de provincie aan om een beleidsinstrumentarium te ontwikkelen waarin meer ruimte is voor maatwerk en een luisterend oor. Een enkele debatdeelnemer geeft blijk van weinig vertrouwen in de professionele plannenmakers (`planners onder de grond`). 10 REGIONALE ZELFVOORZIENING Dit is een oplossingsrichting die deze week nieuw in stelling is gebracht. Wonen, werken, levensonderhoud en recreatie moeten dichter bij elkaar worden gebracht, aldus Nelleke van Wijk. Productie en consumptie van voedsel in één regio. Dit voorkomt verstening en ongewenste mobiliteit. Bruggink kan zich er wel in vinden: regionalisering kan ook de plaatselijke, regionale, landelijke, economie ondersteunen. Maar het idee wordt niet door iedereen omarmd: het past niet in deze tijd en het geeft `veel kool en weinig koffie` (Cox). Wij wensen u veel succes en inspiratie bij de laatste week van het debat. Met vriendelijke groet, Carla Verheijen Hans de Kuyper Marcel Bullinga Pascal Kolkman Steven Lenos |
Geef je eigen reactie. |
Reacties op deze bijdrage:
digitale lintbebouwing zonder auto`s...De Forens Thuis.
|
|
Dit is een reactie op: Uw oplossingen voor het ruimteprobleem in Brabant. De volgende reactie hierop is: Redactie Besliswijzer: Aankondiging Stemming. |